Maandag 9 september
Vandaag beloven ze dat het weer zou uitklaren, en daarvan willen we gebruik maken om twee oorlogsbegraafplaatsen te bezoeken. Iets wat we een vorige reis ook al wilden doen, een plan dat toen door slecht weer gedwarsboomd werd (zie dit blogbericht uit 2020). We maken ons op het gemak klaar, en vertrekken. Eerst eens bewust de foute richting uit om naar de zee te kijken, je kan hier zo het water inrijden.
Eerste stop: de Super U in Sainte-Mère-Eglise, voor boodschappen, diesel en een wasbeurt van de camper.
Daar zijn we wel even zoet mee, en het is al na de middag als we daar vertrekken. Volgende stop is de Duitse militaire begraafplaats van La Cambe. Eerst eten we op de parking onze baguette met kaas, daarna vervoegen we de vele bezoekers van de begraafplaats.
Indrukwekkend, met de stenen voor telkens twee militairen, al dan niet bekend, en de symbolische, naamloze zwarte kruisen. We lopen er een hele tijd rond, lezen namen, staan stil bij hoeveel jonge mannen hier omkwamen. Hier en daar is er een grafsteen met bloemen, en ook een paar grafstenen met foto’s, die dit verhaal vermenselijken.
Dan vertrekken we naar Colville-sur-Mer, waar de grote Normandy American Cemetery and Memorial is.
Hier is nog veel meer volk om de doden te herdenken (NB: de herdenking van WOII hier is een toerisme industrie geworden). Veel verschillende nationaliteiten, we horen veel Engels, er zijn groepen met gidsen, er loopt beveiligingspersoneel rond. De begraafplaats met de bekende witte kruisen is ook heel indrukwekkend, zo groot, zo veel. Ook hier lopen we rond, ook tussen de graven, lezen namen en denken over wat toen gebeurde, en over wat op dit eigenste moment aan het gebeuren is. Als je hier rondloopt, snap je gewoon niet dat men dit zou vergeten. Maar toch.
In het begin horen we het Engelse volkslied, een tijd later het Amerikaanse, en dan wordt ook The Last Post geblazen. Beklijvend, de stilte achteraf is oorverdovend. Zoveel mensen, zo’n stilte. Indrukwekkend.
De beloofde zon is niet gekomen, wat ik wel jammer vind voor de foto’s (sorry voor het knalgroen, mijn telefoon is nogal enthousiast en ik wil geen tijd steken in bewerken). Maar het blijft droog, en dat is toch wel het belangrijkste.
Met een hoofd vol beelden vertrekken we weer naar de camperplaats van Saint-Germain-sur-Ay, waar we een lekker avondmaal verorberen, wat vroeger dan anders, zodat we daarna nog lang kunnen, computeren, serie kijken en lezen.
Dinsdag 10 september
We slapen weer lang, het weer geeft geen reden om vroeg op te staan. Het is grijs, er zijn buien. Room with a view?
We hadden het plan hier een eindje te fietsen en dan eventueel nog ergens naartoe te rijden, maar het weer dwarsboomt die plannen. We overleggen, en beslissen om naar Honfleur te rijden. Een flink eind, maar toch ook een eind in de goede richting. We hebben tijd zat, dus geen autosnelwegen. Lozen, water bijvullen en vertrekken.
Deze keer geen smalle baantjes, we zitten meteen op vrij grote wegen en dat blijft over het algemeen zo.
Het is en het blijft grijs. Af en toe menen we naar het goede weer toe te rijden, maar dat is eerder wishful thinking. Onderweg zien we vele oorlogsbegraafplaatsen, en we stoppen bij een begraafplaats waar we wat campers op de parking zien staan.
Het is een Canadees kerkhof, de Cimetière Militaire Canadien van Bény-sur-Mer, waar Canadese soldaten begraven liggen die sneuvelden op 6 juni op het nabije Juno Beach. Het is een kleinere begraafplaats, maar groot of klein, maakt niet uit, het blijft altijd even indrukwekkend en beklemmend.
(ik kom hier later nog eens op terug, ik vind dit erg belangrijk)
We rijden door, terwijl het zachtjes begint te miezeren. Waaien doet het onveranderlijk hard.
Net voor Honfleur rijden we nog een stuk over lastig parcours, het landschap veranderde van groen naar weids naar terug groen en begrensd door bomen en hagen, de weg meandert door het landschap en het is druk. Rond 14u komen we aan op de camperplaats van Honfleur, waar we in 2018 ook al een nacht stonden. Waar we van onze toenmalige Nederlandse buur de uitdrukking “hij stond in zijn mobieltje te miauwen” oppikten, die 6 jaar later nog steeds meegaat in ons vocabularium.
We lozen, en vinden vlot een plekje tussen de vele campers.
Uitzicht op de Pont de Normandie.
We maken laat middagmaal, en denken rond 5u eens naar het stadje te gaan, maar het weer beslist anders. Regen, wind, behoorlijk fris. We zullen morgenvoormiddag wel eens gaan.
Verveling is niet aan de orde, we houden ons wel bezig. Al is het met naar mensen en campers kijken. Dit is een gi-gan-ti-sche camperplaats, plek voor 240 campers. En er staan er véél, heel veel.
Van alle soorten ook. Gewone campers, campervans, stoere Defenders, tot heel grote bussen. Een pokkedure Concorde zowat naast een retro Winnebago.
Ik hou niet van drukte, ik hou niet van veel mensen samen, maar vreemd genoeg voel ik me altijd goed op zo’n grote camperplaats. Safety in numbers, of zoiets? Overdag gonst het er van de activiteit, ‘s avonds wordt het al vroeg stil en de nacht is echt muisstil. We hebben hier zicht op de Pont de Normandie, maar horen die niet. Muisstil.
Heel mooie regio. Herken de Amerikaanse begraafplaats (was er begin juli, weinig volk). Zeer indrukwekkend. Mooi overzicht van nog diverse begraafplaatsen. Daar in de regio zijn heel veel jongens gesneuveld.
Oorlogsgraven ken ik van uit Nijmegen (Groesbeek). Toch eerst toen we dit jaar in de omgeving van van Verdun oorlogsgraven bezochten kwam het veel harder binnen. Waarschijnlijk omdat ik de link leg met de dagelijkse oorlogen in de wereld en hierdoor besef dat er dagelijks zoveel nieuwe slachtoffers vallen. Het is de confrontatie met vele gedenktekens. Achter ieder gedenkteken schuilt het leed van hen die achterbleven en hun partner, ouder, kind, vriend, familielid moeten missen.
Camperleven is zo anders nog als tentleven. Jullie zijn veel vrijer qua verplaatsen. Je kunt in het donker of later aankomen en het geeft niet want je hoeft geen tent op te zetten. Geen problemen met vertrekken ivm een natte tent meenemen. Alles blijft in dezelfde kastjes/plekken terwijl wij alles moesten in en uitpakken/aansluiten. Wij liepen iedere avond een camping rondje om te kijken naar alle tentjes en caravans te en praatten dan met mensen. De campers en de stacaravans sloegen we over. Die mensen zeiden nl. nooit iets terug. Ze hadden niemand nodig. Ze hadden alles bij zich. Wij leenden en deelden spullen en bij vertrek gaven we bederfelijke spullen door. Het is geen oordeel. Alleen een vaststelling van onze ervaringen.
Zo’n grote camperplaats voelt natuurlijk wel een stuk veiliger dan een kleine , dat snap ik maar toch….. al die auto’s zo dicht op elkaar, het lijkt me maar niets. Maar ja, ik bén ook geen kampeerder of iets dat er ook maar een béetje op lijkt.
De militaire begraafplaatsen zijn zeer beklijvend. Wij bezochten er al veel in de Westhoek. Jaarlijks bezoeken we ook het graf van een grootoom in De Panne (gesneuveld in de loopgraven op zijn 22ste tijdens WO 1).
Je wordt er stil en heel nederig van. Zoveel jonge mensen, zo zinloos vermoord.
test
Oeps, mijn vorige reactie is zoek.
Ik schreef:
Dat de oorlogskerkhoven zeer beklijvend zijn. Wij bezochten er al veel in de Westhoek, waar ook de grootoom van mijn echtgenoot één van de kruisjes is geworden. Frederick sneuvelde op zijn 22ste in de loopgraven tijdens WO1. Hij vocht vier jaar aan het front en sneuvelde net voor het einde van de oorlog. Hij werd geraakt door de scherven van een obus. In zijn laatste brief aan zijn ouders stond nog dat hij stand hield en de moed erin hield. Het mocht niet baten.
De zinloosheid van zo’n massavernietiging. Oorlog. Waarom toch?